Lieve mama,
Ik loop al een tijdje met mijn ziel en met jouw rouwkaart onder mijn arm. Letterlijk zeul ik de door jou handgeschreven kaart de laatste dagen met mij mee. Niet wetende wat ik er mee aan moet. Ik heb getracht te schrijven, maar dat leverde tot mijn grote ongenoegen niks op, behalve dan een unheimisch gevoel, zoals dat zich vaker aandient zodra het september wordt. Een soort omgekeerd verjaardag gevoel: aftellen tot de betreffende datum. Omgekeerde vlinders in m’n buik. Het éne jaar wat meer dan het andere.
De kaart bewaar ik in mijn map, waar alle ‘grote mensen documenten’ in zitten. De documenten die te maken hebben met jouw nalatenschap. Alsof ik over één nacht ijs, alle verantwoordelijkheden van je overnam. In een tijd waarin ik keuzes moest maken en zakelijk moest zijn. En dat terwijl ik daar voor mijn gevoel nog helemaal niet klaar voor was en jou juist meer dan ooit nodig had om me daarin te ondersteunen en te troosten.
Jouw kaart viel toevallig uit mijn map, tijdens de grote schoonmaak gedurende de lockdown, afgelopen voorjaar. Evenals jouw laatste brief, waarin je praktische zaken, ‘zonder opgeklopt sentiment’, zoals je schrijft, benoemt. Een zakelijke opsomming met een laatste wens omtrent de uitvaart en overige zaken, die je zelf eigenlijk al had geregeld. Inclusief jouw handgeschreven kaart en de enveloppen met een rand.
Het bracht me terug naar de avond van jouw overlijden toen ik die documenten voor het eerst onder ogen kreeg. De begrafenisondernemer kwam die betreffende nacht nog naar me toe. Ik belde hem nadat je was overleden. Een beetje knullig: “Hallo, met Karen. Mijn moeder is overleden”. Alsof hij mij al verwachtte zei hij rustig: “Dag Karen, alles is geregeld, ik kom zo naar je toe.” Het verbaasde me ook eigenlijk niet.
Bij binnenkomst schoof hij jouw rouwkaart naar me toe. Ik herkende het vertrouwde handschrift van jouw Sinterklaasgedichtjes en van de vele brieven die we naar elkaar hebben geschreven. Grote ruzies, maar ook liefdesverklaringen schreven we aan elkaar op het moment dat onze beide verbale talenten uitmondden in een ruzie. “Jij wordt een verdomd goede advocaat,” zei je altijd tegen mij. “Je hebt altijd het laatste woord!” Met die zin had jíj altijd het laatste woord, maar enfin, dat schreeuwde ik dan ook als ik stampvoetend de trap op liep, waarmee ik toch nog altijd ‘won’.
Na een radiostilte en een slecht geweten begon ik dan vaak met het schrijven en schoof ik de epistels onder de deur door. Vaak was het een spijtbetuiging voor de woordkeus en het volume waarmee ik die naar buiten bracht, maar ook een manier om mijn kant van het verhaal met je te delen, overdekt met een saus van heel veel opgeklopt sentiment, waar jij feilloos doorheen prikte. Dan luisterde ik stiekem in de gang naar jouw pen die mij dan terugschreef in de hoop te kunnen polsen wat de stand van zaken was. In mijn kamertje wachtte ik geduldig verder op een antwoord. En als de brief eindelijk onder mijn deur werd geschoven opende ik het papier en zag ik jouw vertrouwde handschrift. De woorden konden heel direct en eerlijk zijn. Maar de brief eindigde altijd met een gevoel van onvoorwaardelijke liefde.
Je had jouw eigen rouwcirculaire handgeschreven. Het stond zwart op wit; jouw aankondiging van de dood. Naast het door jou getekende zonnetje staat jouw geboorte datum. “Aan jou de taak om de datum van vandaag op de kaart te schrijven naast het door jouw moeder getekende kruisje”, zei de begrafenisondernemer. Alsof ik akkoord moest gaan met een doodvonnis, schreef ik met tegenzin, de datum op de leeg gelaten plek op de kaart. De zee met een ondergaande zon op de achtergrond, jouw vastberaden en krachtige handschrift op de voorgrond en mijn aarzelende cijfertjes naast het kruisje. Er werden kopietjes van gemaakt die in jouw handgeschreven enveloppen werden geschoven en de wereld in werden gestuurd.
In jouw laatste brief omzeil je, zoals gezegd, al het opgeklopte sentiment. En tussen al die praktische zinnen volstaat toch het gevoel van onvoorwaardelijke liefde met één alinea: “Afscheid nemen doe ik niet – kan ik niet. En daarbij: bij Kaak ga ik nooit weg.”. Iets wat ik toen niet kon bevatten, toen je daar zo stil lag.
Het is vandaag dinsdag 15 september. Prinsjesdag. Dertien jaar na dato. Een dag zoals alle andere dagen die we opstarten in het school-, werkritme. Er ligt al een paar dagen een grote doos voor me in de keuken, opgestuurd door twee dierbare vriendinnen. “Pas op dinsdag open maken”, was de instructie. Met een prachtige nieuwe engel aan mijn zijde kom ik bij met een bakkie troost en open ik mijn telefoon. Facebook geeft een herinnering van een paar jaar geleden weer. Tussen al het corona geweld en het nieuws rondom de sobere Prinsjesdag zie ik een foto van jouw handschrift in mijn poëzie album staan, met de troostende woorden die alleen jij me zo kon geven ten tijde van verdriet. Inderdaad mam, je bent niet weggegaan.
Voor altijd bij me.
Liefs Kaak
Prachtig lieverd zo mooi geschreven kippenvel momentje… spreekt zoveel liefde uit dit ❤
Zo waardevol ook brieven en alle geschreven schatten van poëzie enz.
♡ mooi.