Het was zomervakantie. Ik was drie jaar oud. Op vakantie met de auto, met mijn ouders, Duitsland doorkruisend. Ik zal zo nodig geplast moeten hebben, dat mijn vader de eerste de beste afslag heeft gepakt en besloot om naast een toilet ook uit te kijken naar een overnachting, als tussenstop. We hadden immers geen navigatie, tripadvisor en dergelijke snufjes in die tijd, dus nog op de bonnefooi. We reden van de Duitse Autobahn af en via een bosrijk gebied met haarspeld bochtjes een dal in. Uitkijkend tussen de bomen kon je de Rijn zien stromen. Het plaatsje Boppard am Rhein diende zich aan en we reden door één lange straat, de Rheinallee, die volledig uit hotels bestond. Ik ben vanaf jongs af aan al kieskeurig als het gaat om toiletten, dus koos ik het chicste hotel uit om te kunnen plassen. Mijn moeder en ik trokken een sprint naar binnen langs de prachtige receptie en idyllische trapopgang. Tijd om te kijken hadden we niet. We grepen ieder een deur en werden opgeschrikt door toiletbrillen met daarin prikkeldraad en punaises verwerkt, als grapje. Ik snapte er niks van en hinkelend riep ik naar mijn moeder dat ik hier niet op kon plassen. Ondertussen hoorde ik mijn moeder gillen: “Auw, auw, het prikt, oeh ieh aah”. Ik snapte de humor en zonder twijfel sprong ik op de pot en brulde ik net zo hard mee. Gierend van de lach rolden we van het toilet af, langs de receptie, waar mijn vader stond en al een kamer had geboekt. Verrassing!
Onze kamer bevond zich aan de Rijnkant, met uitzicht op de rivier. Aan de overkant een berg waar een kerkje tegenaan stond en waar ieder kwartier een trein langsreed. Boten voeren af en aan en gemoedelijke geluiden van het terras kwamen onze balkondeuren door. Terwijl mijn moeder even mocht rusten, gingen mijn vader en ik op onderzoek uit in het stadje. We reden in een treintje, dat ons binnen enkele minuten, het gehele stadje had laten zien. Het stelde eigenlijk weinig voor. We aten curryworst bij de Imbiss naast het hotel en op de hoek van de straat stond een meetpunt waar we konden zien hoe er vanaf 1882 al ‘Hochwasser’ was van de buiten zijn oevers tredende Rijn. Ik mocht tegen het muurtje aan staan, waarna mijn vader een foto nam. En zo vermaakten we ons prima.
‘s Nachts lag ik in mijn bedje, geplaatst naast het raam. De lakens kraakten en roken lekker naar hotel. Ik hoorde de trein, de klokken van de kerk en de boten. Af en toe keek ik stiekem naar buiten. Het had iets magisch. Ik was intens gelukkig.
Zelfs de eitjes bij het ontbijt de volgende ochtend waren bijzonder. Ik had nog nooit een ei met een witte dop gezien. Boppard eitjes noemen we ze nu nog altijd. En groene leverworst, die ik even aan mij voorbij liet gaan. We zijn er misschien vijftien uur gebleven. Sindsdien was Boppard nog vele vakanties onze eerste tussenstop onderweg. Ook tijdens onze laatste vakantie als gezin was Boppard een tussenstop. Op de vakantiefoto’s zie je mij groeien, tot mijn achtste jaar, aan de hand van het meetpunt aan de Rheinallee, intens gelukkig.
Ik was een jaar of twintig toen ik een burn – out kreeg. Ik woonde nog thuis bij mijn moeder. Mijn ouders waren inmiddels zo’n twaalf jaar gescheiden. En hoewel dat niet de oorzaak van mijn burn out was, was het wel een thema wat destijds bij mij opspeelde. Ik heb avonden met mijn moeder gesproken, veel gehuild en ondanks alle goede gesprekken en warme knuffels, vond ik maar niet de rust die ik nodig had om te herstellen. Op een avond pakte mijn moeder de telefoon. Ze belde naar Duitsland. De receptionist aan de andere kant van de lijn nam haar reservering aan. Ze hing op en keek mij aan. “Volgend weekend gaan we naar Boppard”.
We namen in alle vroegte de trein richting Duitsland naar de stad Koblenz, waar we de overstap maakten op de boot die ons via de Rijn naar Boppard zou brengen. Als een kind, wachtend op Sinterklaas tijdens de intocht, stond ik het laatste kwartier van de vaart verheugd op het dek en zag ik ons hotel letterlijk iedere minuut dichterbij komen. Na twaalf jaar stond ik oog in oog met het tafereel, waar ik zo intens gelukkig was en waar de tijd stil leek te hebben stilgestaan. Ik voelde mij, met mijn volwassen gevoelens, horende bij een burn out, weer even helemaal kind. De geluiden, de geuren, de sfeer. Alles was weer net als toen. Alleen de toiletbrillen waren vervangen, maar dat mocht de pret niet drukken. Mijn moeder drukte mij met mijn rug tegen het meetpunt aan en daar stond ik dan, als volwassen vrouw, op de foto, sinds lange tijd weer, intens gelukkig. In de avond zaten we op het balkon van onze kamer te luisteren en te mijmeren. Starend naar de Rijn voelde ik het van binnen weer stromen.
Vier jaar later reed ik met
mijn kersverse verkering voor zaken naar het buitenland. We zouden een paar
dagen in Straatsburg verblijven en reden via Duitsland. Ik zag onderweg de
afslag Boppard voorbij komen. Compleet uit het veld geslagen vertelde ik hem
mijn relatie met dat, eigenlijk saaie, stadje aan de Rijn. Op de terugreis
reden we dezelfde route. Aangekomen bij het veelbelovende bordje nam mijn
verkering de afslag en via de haarspeldbochtjes reden we richting het dal en
stonden we voor míjn hotel. Verrassing! Mijn lief boekt een kamer. Vanaf ons
balkon bel ik mijn moeder op. “Je raadt nooit waar ik ben!” Enthousiast maar
ook verschrikt waarschuwt ze me. “Geen ruzie maken hoor als hij het nou niks
aan vindt. Het is namelijk jouw jeugdherinnering, en wellicht niet iets wat is gebaseerd
op de werkelijkheid.”
Mijn verkering was op slag verliefd op het stadje, op het hotel, op de Rijn, op
mij in mijn puurste meest intens gelukkige vorm.
Toen ik thuiskwam van deze mooie reis, kregen we te horen dat mijn moeder niet lang meer te leven had. Acht maanden later overleed ze.
Drie jaar daarna nemen wij onze driejarige zoon mee naar Boppard voor een weekendje weg. Compleet zonder verwachting en in de veronderstelling dat een plek als deze voor een kind van drie niet per se zaligmakend is. Bij de eerste ontmoetingen met het plaatsje zie ik mezelf als kind terug in zijn persoontje. We nemen een foto van hem bij het meetpunt en we sturen deze naar mijn vader. We eten curryworst en witte eitjes bij het ontbijt, we rijden met het treintje hetzelfde rondje om de kerk. En ook onze zoon was onder de indruk van het tafereel vanaf het balkon, de geluiden, de geuren. Het was het eerste ‘weekendje weg’ van vele daaropvolgende weekenden in Boppard.
Zo ook dit jaar. Tijdens de voorjaarsvakantie eind februari nemen we onze, inmiddels beide, kinderen mee voor een weekendje aan de Rijn. Alle tradities houden we in ere en we sturen een foto van beide kinderen bij het meetpunt naar mijn vader. “Ik dacht al, waar blijft de foto nou”, was zijn laatste appje. Daarna viel de app stil en werd een onschuldige griep hem bijna fataal door een acute longontsteking waardoor hij in comateuze toestand op de intensive care belandde. In mijn laatste column, zo’n drie maanden geleden, schreef ik hier over toen hij in coma lag. Na die ene column heb ik niet meer kunnen schrijven. Wel geprobeerd, maar zonder publicatie. Inmiddels heeft mijn vader de column, in goede gezondheid, kunnen lezen. “Ontroerend mooi”, appt hij mij. “Heb je daarna nog wat gepubliceerd?” Ik leg hem uit dat ik in een soort van ‘writersblock’ verkeerde. “Haal mij in ieder geval wel even uit die coma wil je”. “Is goed, pap, ik zal weer schrijven.”
Om de wrange nasmaak van het
laatste weekend en de daaropvolgende intense periode van drie maanden even weg
te spoelen, vertrekken we veel eerder dan eigenlijk de bedoeling was, weer richting
Boppard, tot grote vreugde van de kinderen. Verrassing! We nemen de
afslag, en in de haarspeldbochtjes richt ik mijn blik op het dal met de
stromende Rijn. Het water golft iets onstuimiger dan normaal, valt mij meteen
op. Vanaf ons balkon staar ik naar de golven. Ik voel het weer stromen.
Alle tradities houden we in ere en we appen, onder andere de foto’s van de
kinderen op de vaste meetplek, naar mijn vader. “Als vanouds he?”, appt hij
terug. Op de terugreis naar huis heb ik deze column in één vloeiende golfbeweging
geschreven.
“als het golft dan golft het goed
niet te stuiten, niet te sturen
duurt het dagen, duurt het uren
als het golft dan golft het goed”
De Dijk
Ik krijg gewoon zin om nu naar Boppard af te reizen. Bijzonder al die emotionele momenten verbonden met een plaatsje in Duitsland. ?
Lieve Karen, zulke mooie verhalen over je vader en moeder.
Niet normaal, zo mooi!