Beppe

Mijn grootmoeder van vaders kant, woonde in een klein lief huisje in een pittoresk dorp in Friesland. Echt zo’n dorp waarbij de kern uit een slager, bakker, groenteboer, een herberg en een kerk bestaat. Zij was mijn Beppe, zoals we dat in het Fries zeggen. Mijn Pake, Fries voor grootvader, was overleden toen ik heel klein was. Mijn vader en ik bezochten Beppe met enige regelmaat, ook met z’n tweetjes. Dan reden we met de oude Mercedes richting de Afsluitdijk en kochten we halverwege de reis blikjes Rivella, wat toen nog met name in Friesland populair was. We aten broodjes bal met jus en bifi worstjes van het tankstation.
In het dorp aangekomen toeterden we al aan het begin van de straat, zodat Beppe de tijd had om naar de oprit te lopen. We hadden altijd een heel ritueel. Vaak had ze wat cadeautjes voor me verzameld. Die lagen dan in haar slaapkamerkast. Het kraken van die kastdeur klonk mij als muziek in de oren en de geur van stukjes zeep tussen gevouwen kleding was vertrouwd. De wetenschap dat Beppe haar lange dikke haarvlecht van vroeger daar ergens in een kistje lag gaf me altijd een kleine rilling. Die hoorde er ook bij.

We dronken een ‘kopke tee mei sûker en môlke’, de enige Friese woorden die ik sprak en Beppe had altijd haar eigen theelepeltje. We kletsten wat samen, terwijl mijn vader begon te rommelen met de post en kleine reparaties en overige klusjes deed. Beppe sprak Fries en ik begreep haar helemaal. Ze noemde mij altijd haar ‘lyts wyfke’, ofwel ‘klein wijffie’. Beppe haar stoel stond naast de kachel met binnen handbereik een etuitje gevuld met mentholsigaretten en een aansteker. De vrolijke ‘frisse’ pluimpjes dwarrelden om haar heen. In de woonkamer onder het raam was de brievenbus, waar ik als een hondje onder schuil zat om de postbode de stuipen op het lijf te jagen, op het moment dat hij de post wilde afgeven.

Na het theekransje liepen Beppe en ik samen naar de keuken, want dan inspecteerde ik of de ‘Beppesoep met ballen’ en het draadjesvlees op de pruttelstand stonden en of de sperzieboontjes, de aardappels en zure komkommer klaar stonden voor de warme lunch. De geur in huis liet niks aan de twijfel over dat er menig uurtjes het één en ander had staan sudderen. Vervolgens controleerde ik de vriezer of mijn ijsjes er wel in lagen en daarna gingen we de kippen in de grote schuur achter het huis begroeten. Het huis was klein, maar de schuur was groot en er stond nog lange tijd een tractor van mijn grootvader in.

We begonnen de warme lunch met een heerlijke kop ‘Beppesoep mét ballen’ en ik kreeg de meeste balletjes. Vervolgens mochten we genieten van de rest van de maaltijd, waaraan je kon proeven dat deze in de vroegte al met veel liefde op het vuur was gezet. Daarna gingen mijn vader en ik vaak naar de kleine bovenverdieping, terwijl Beppe begon aan de afwas van het schoon gegeten boerenbont. De trap was een smalle uitdaging met een draaiing en terwijl we de uitdaging aangingen, voelde ik de koude van het, niet geïsoleerde dak, op me afkomen en rook ik de ietwat muffige geur die hoort bij een donkere, koude, lang niet bezochte zolder. Beppe kwam nooit meer boven, omdat ze de trap niet meer op of af kon. Op mijn vader zijn slaapkamertje stond zijn bed met een heerlijk donzen dekbed erop. In een ander hoekje achter het voeteneind, stond een groot oor verscholen. Het was een model-oor, bedoeld voor onderwijskundige doeleinden nog uit zijn studententijd. Dit kon helemaal uit elkaar gehaald en weer in elkaar gezet worden. Hoe ik ook gruwde van dat oor, mijn vader moest en zou die voor mij uit elkaar halen en in elkaar zetten, op mijn verzoek. Tevens vroeg ik iedere keer weer, of ik nu eindelijk dat stapeltje liefdesbrieven mocht lezen, dat keurig met een verkleurd touwtje gebundeld in een ander hoekje lag. “Later, als je groot bent”, zei mijn vader dan altijd. Ik heb ze, tot op de dag van vandaag nog steeds niet gelezen.

Dan gingen mijn vader en Beppe met elkaar kletsen en mocht ik me even vermaken in en rondom het huis. Ik begon vaak met de oude waterpomp bij de voordeur. Emmertjes vol pompen en de tuin water geven. Daarna weer met de kippen kletsen of met mijn Pake, die begraven lag achter de kerk op een steenworp afstand. En als ik uiteindelijk helemaal nat en vies was ging ik binnen op een dienblad heen en weer glijden over het gladde donkere tapijt.
Als het begon te schemeren kwam er vaak nog een hondje aan de deur. Beppe noemde dat een circushondje. Hij kwam niet altijd, maar blijkbaar als er een circus was in de omgeving, wist dat hondje de weg te vinden naar Beppe haar huisje voor een stukje Friese worst. En als we dan weer de auto instapten om richting Edam te rijden, had Beppe mij voor onderweg, een Friese worst in de hand gedrukt, die halverwege de Afsluitdijk voor minimaal de helft door mij stiekem was opgepeuzeld.

Beppe werd oud, steeds rimpeliger en krommer. Maar geestelijk was ze zo helder als een vlo. Ze was een wandelende verjaardagskalender en een virtuoos in het onthouden van alles wat je zei. Haar lichaam, versleten door ouderdom, liet het niet meer toe om alleen in haar fijne huis te blijven wonen. Ze verhuisde, op haar eigen verzoek, naar een verzorgingstehuis waar ze een paar prima jaren heeft mogen doorbrengen. Nagenoeg doof en blind, maar zittend in haar stoeltje met haar ‘kopke tee mei sûker en môlke’ en haar eigen lepeltje en uiteraard het etuitje met mentholsigaretten binnen handbereik. Maar we wisten allebei, dat dit wèl de plek zou zijn, waar ze zou eindigen. Althans, haar lichaam. Want waar de geest naartoe gaat is natuurlijk een raadsel.

Mijn moeder heeft mij altijd geleerd, dat de dood van de grootouders, je enigszins zullen voorbereiden op de dood van je eigen ouders. “Dat is de natuur, dan kan je een beetje ‘oefenen’ als het ware”. En toen mijn moeder op haar sterfbed lag, besefte ik me, dat ik eigenlijk nog wel een keertje wilde oefenen en hoopte ik stiekem dat mijn laatste grootouder haar voor zou gaan. Misschien een akelige gedachte, maar ik weet zeker, dat Beppe dat zelf ook zo gewild zou hebben. Want toen ik haar kwam vertellen dat mijn moeder was overleden, was ze, ondanks het feit dat het haar ex schoondochter was, erg aangeslagen door het tragische nieuws. Uiteraard vanwege mijn verlies, maar ook omdat ze mijn moeder jarenlang als haar eigen dochter had beschouwd.

Gelukkig mocht ik haar vier maanden later,  aan het begin van het nieuwe jaar, als één van de eersten, het heugelijke nieuws brengen dat ik in verwachting was van ons eerste kind. Dat had ze na die klap wel verdiend. De zwangerschap was nog pril en niemand wist het, behalve zij, omdat dat nu eenmaal zo moest zijn. Nog geen twee weken daarna viel ze in haar aanleunwoning en stierf ze, drie dagen later, op een prachtige leeftijd van 93 jaar van ouderdom. Ik had het klaarblijkelijk op tijd verteld. We hebben haar, op Valentijnsdag, bij mijn Pake begraven in haar dorp, achter de kerk.

Binnen afzienbare tijd, moest haar aanleunwoning door haar zoons opgeleverd worden, zoals dat gaat. Beppe had niet veel en wat ze had kwam uiteraard haar kinderen ten goede. Maar ik wilde mezelf graag een paar dingen toe eigenen. Ik was inmiddels al in het bezit van het donzen dekbed en het dienblad waar ik op rond gleed door de woonkamer. Ook het model-oor staat in mijn praktijk, als symbool voor het overwinnen van angsten, iedere keer weer.
Tijdens het opruimen van haar aanleunwoning heeft mijn vader op mijn verzoek haar etuitje met mentholsigaretten, haar aansteker en haar theelepeltje aan mij gegeven. Het theelepeltje roert dagelijks mijn koffie en het etuitje ligt op mijn altaartje, waar ik regelmatig een kaarsje aansteek.
Dat is wat ik noem, een oprechte nalatenschap, van onschatbare waarde.

Een paar weken na de geboorte van onze dochter, 9 jaar later, voelden we de behoefte om even een paar dagen met het gezin erop uit te trekken binnen Nederland. Mijn man liet via een website een heel lief klein huisje zien ergens in the middle of nowhere in Friesland. We waren op slag verliefd op het vakantiehuisje, maar toen we er achter kwamen dat dit in het dorp van mijn Beppe stond, schoot ik in de lach. “Nee, daar ga ik echt niet op vakantie, joh! Da’s gewoon thuiskomen!”
Een paar dagen later zaten we in de auto, richting de Afsluitdijk. We konden het niet laten en checkten in bij het prachtige vakantiehuis in de straat achter mijn Beppe haar huisje. Ik wist dat Beppe haar huis werd bewoond door een familielid, een oudere alleenstaande dame. Toen mijn zoon en ik, tijdens het middagslaapje van de kersverse baby, een wandelingetje maakten door het dorp, liepen we langs het huisje van Beppe en waren we zeer welkom om binnen te komen kijken.
Het huis, wat oorspronkelijk niet veel meer dan de oppervlakte van een woonkamer had, is prachtig gerenoveerd en de schuur is omgetoverd tot een gelijkvloers senioren appartement. De geur was nieuw en allesbehalve ‘Beppe soep met ballen’ en draadjesvlees en de nieuwe deuren gleden soepeltjes in hun scharnieren. “Hoe is het boven?’ vroeg ik. Boven was er niks veranderd, want door die gekke trap was het niet veilig om daar te komen. “Mag ik even?” vroeg ik, terwijl ik naar de trapdeur wees. En terwijl ik de trap opliep, voelde ik de koude op me afkomen en rook ik de bekende muffige geur, die mij ontzettend blij stemde. “Dus hier ben je nog steeds, Beppe”, fluisterde ik. We bedankten voor het fijne bezoek en liepen terug naar ons vakantiehuis. Met ontzettend veel plezier hebben we vanuit ‘ons’ dorp een paar dagen Friesland verkend met ons gezin, compleet met ons kersverse ‘lyts wyfke’, overigens deels vernoemd naar haar overgrootmoeder.

Nog even terug naar Beppe haar nalatenschap. De eerlijkheid gebied te zeggen dat het etuitje mentholsigaretten halfvol was bij ontvangst. Vandaag de dag zitten er nog maar twee sigaretten in. Eén sigaret kan ik verantwoorden. De andere zeven sigaretten heb ik destijds gedurende extreme stressmomenten opgestoken, toen ik net gestopt was met roken. Tja, ieder proces gaat met vallen en opstaan zullen we maar zeggen.
Hoe dan die ene sigaret te verantwoorden? Daarvoor moet je weten, dat in het begin van 2019 mijn vader in levensgevaar was. In het eerste kwartaal van 2019 ben ik indien mogelijk, vrijwel dagelijks over de Afsluitdijk gereden, om dichtbij hem te zijn. De hersteltijd gedurende de rest van 2019 bleef zorgelijk, hoewel gelukkig zonder levensgevaar.

Ik wilde dit jaar met Oud en Nieuw die nare geesten van 2019 om middernacht even flink wegknallen met een paar mooie vuurpijlen, zoals vuurwerk oorspronkelijk bedoeld is.
Toen de klok sloeg, de glazen hadden geklonken en de oliebollen door de kamer rolden, pakte ik mijn vuurwerkpakket om door mijn man af te laten steken. Er zat geen lont bij om dit op een veilige manier te kunnen doen. Niemand had sigaretten op zak om die als lont te gebruiken. Maar ik liep vastberaden naar mijn altaartje toe en greep mijn Beppe haar etuitje met de laatste drie mentholsigaretten. Iedereen zei dat ik het niet moest doen, dat het zonde zou zijn van die laatste sigaretten. Maar ik wist zeker, dat mijn Beppe, meer dan wie dan ook, het er mee eens zou zijn geweest dat ik de geesten van 2019 rondom de gezondheid van haar zoon, mocht verdrijven, met haar sigaret als lont voor de prachtige pijlen die wij met Oud en Nieuw hebben afgestoken.

 

5 thoughts on “Beppe

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *