Vol verwachting klopte mijn hart aan de haven van Edam, in afwachting van de Pakjesboot. Het was november 1989. Mijn ouders waren net gescheiden. Mijn moeder verzekerde mij dat er zo min mogelijk voor mij zou veranderen. Ook de tradities rondom de feestdagen zouden, ondanks het verdriet en de verandering, zo veel mogelijk ongewijzigd blijven. Daar staken we als gezin altijd veel energie in via gedichten, lekker eten en aandacht voor elkaar. Alsof we in december via die gedichten en gezelligheid de gepasseerde maanden even konden evalueren en het nieuwe jaar met een schone lei konden beginnen. De leuke, maar ook minder leuke momenten kwamen voorbij. En ook onze eigenaardigheden en kwaliteiten werden dan met een liefdevol, grappig of ontroerend gedicht in het licht gezet. Dat zouden we in ere houden.
In aanloop naar pakjesavond is er bij ons in de stad de gelegenheid om de Sint even persoonlijk te begroeten in het buurtgebouw. Mijn moeder had dat betreffende jaar een afspraak voor mij gemaakt op een zaterdag namiddag. Het was al donker en het regende buiten. Ik rende met haar naar het gebouw toe. Toen we binnenkwamen klonken de Sinterklaasliedjes nog uit de boxen, maar in plaats van de Sint op zijn zetel, troffen we een lege stoel aan, werden de slingers van het plafond gehaald en kregen we te horen dat de Sint al vetrokken was. “U heeft zich een uurtje vergist, mevrouw. Hij is net weg”, zei het vriendelijke personeel tegen mijn moeder. Tussen het opruimen door, werd mij nog een zakje snoepgoed toegestopt. Ik keek mijn moeder verbaasd aan. Ik kon zien hoe de grond onder haar wegzakte.
We liepen naar huis. Ik huilde; ”Mijn Papa weg en nu ook Sinterklaas weg.” Ik was ontroostbaar. Mijn moeder ook.
Thuis aangekomen ben ik op mijn kamertje gebleven. Ik dacht aan een ontroerend Sinterklaasverhaal over Liesje. Een prachtig naoorlogs boek van Rie Cramer met mooie prenten, wat uit mijn moeder haar kindertijd kwam en wat ze mij ieder jaar voorlas. Het gaat over een meisje met een ziek beentje dat niet naar de Sint kan komen, omdat ze in haar bedje moet blijven. Ze schrijft een brief aan Sint met de vraag of hij alstublieft bij wijze van uitzondering op haar kamertje zou willen langskomen, zodat ze hem toch even kan begroeten. En die nacht gebeurde dat wonder. Hij bond zijn paard vast aan de schoorsteen en via het raam kwam hij haar kamertje binnen. Ze mocht onder zijn mantel op het paard mee naar het speelgoedpaleis. Tussen al het prachtige speelgoed kwam het witte poesje, Klaasje, haar tegemoet lopen. Toen ze de volgende ochtend wakker werd dacht ze dat ze had gedroomd. Maar daar lag Klaasje in een mandje naast haar en zelfs haar pop had een nieuw jurkje gekregen. IJverig begon ik ook een brief te schrijven aan de Sint. Met de vraag of hij even bij mijn dakraam naar binnen zou willen zwaaien. Ik plaatste de brief in mijn schoen. Ondertussen hoorde ik mijn moeder beneden druk praten aan de telefoon. Ik viel op het geluid van haar stem in slaap.
Een paar dagen later kwam ik uit school tijdens de lunchpauze. Terwijl ik mijn broodje opat ging de deurbel. Mijn moeder riep vanuit de keuken of ik even open wilde doen.
Daar stond ik dan, oog in oog, met de échte Sinterklaas en de hoofdpiet. Of ze even mochten binnenkomen? Sint nam plaats op onze stoel en ik mocht bij hem op schoot zitten. Hij was even helemaal van mij. We kletsten samen. Ik heb Sinterklaas Kapoentje op de piano gespeeld en er werd luidkeels meegezongen. Mijn moeder gaf een stuk banket en een fles bisschopswijn mee bij het afscheid en we zwaaiden de Sint en Piet uit. Mijn ogen konden het beeld van de Sint en Piet die de straat uitliepen niet loslaten. Nog lang heb ik verslagen en intens gelukkig bij de deur gestaan. Ik voelde me net Liesje, maar dan zonder ziek beentje. Gek genoeg ontrafelde ik kort daarna het mysterie rondom het Sinterklaasfeest. Maar mijn geloof ben ik nooit verloren. Op één moment na.
Kort na mijn moeder haar overlijden werd het ook weer vijf december. Het was een kille dag zonder feestelijke aanloop; geen ‘vol verwachting kloppend hart’ aan de haven, geen geheimpjes voor elkaar, geen gedichten van troost na het bewogen jaar. Geen, met liefde uitgekozen, cadeautjes, geen jute zakken, geen luxe hapjes van de keurslager, geen lachsalvo’s. Er was zowel in aanloop naar, als op de avond zelf, één grote leegte. Ik heb zelfs in de donkerste hoeken van het huis gezocht of er niet ergens een zak cadeaus of een gedichtje verstopt lag. Sinterklaas was samen met mijn moeder compleet verdwenen en daar was het punt gekomen dat ik even niet meer kon geloven. Ik ben in mijn bed gaan liggen. Mijn vriend zocht me op en kroop naast me. Hij pakte stilzwijgend het oude boek van Liesje en begon me voor te lezen. Ik werd rustig en viel op het geluid van zijn stem in slaap.
Een jaar later rolde er een kirrende baby over de vloer, tussen het vrolijke pakpapier en zakken met cadeautjes. De geur van jute en de luxe hapjes van de slager waren vertrouwd. Het was met name onze pasgeboren zoon die er voor zorgde dat de feestelijkheden weer werden opgepakt. Mijn vriend en ik hadden gedichten voor elkaar geschreven. We hadden na dat bewogen jaar ook wel het één en ander te evalueren. Het laatste lange gedicht was voor mij. Een lief rijm waarin ‘de Sint’ openhartig is over zijn gevoelens voor mij, waarin hij spreekt over het voortzetten van oude en het creëren van nieuwe tradities en waarbij de slotzin het gedicht verzegelde met een huwelijksaanzoek.
‘Tot de dood ons scheidt’ is de afspraak. Mijn geloof kwam op die vijfde december weer terug. Want ik heb ervaren dat zelfs de dood de in liefde gegeven tradities niet kan stopzetten. Ik geloof dat herinneringen blijven, dat het delen er van ze levend houdt en dat de liefde ze bestendigt. In eeuwigheid.
“Want je kunt niet zeker weten en alles gaat voorbij maar ik geloof, ik geloof, ik geloof, ik geloof, ik geloof, in jou en mij”
Boudewijn de Groot
Zucht….wat een prachtig verhaal over jouw leven.
Prachtig!
♡